Belgisch voorzitterschap van het Comité voor de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict
Sinds december 2012 zit België het Comité voor de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict voor, waarvan het lid is tot in 2015. Zowel op nationaal als op internationaal niveau, dreef ons land zijn activiteiten op dit gebied aanzienlijk op.
De recente gebeurtenissen in Egypte, Syrië en Mali tonen aan dat monumenten, musea, culturele instellingen en archeologische sites sterk te lijden hebben onder conflicten.
Deze dramatische gebeurtenissen zetten de internationale gemeenschap, onder leiding van de Unesco, ertoe aan om haar acties op te drijven en de getroffen landen ter hulp te snellen. Concreet worden fondsen ter beschikking gesteld, zoals voorzien door de Conventies van het wereldpatrimonium en van Den Haag, of wordt er technische bijstand geleverd.
Op internationaal niveau vormt de Conventie voor de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict het eerste verdrag met een universeel karakter voor de bescherming van het cultuurpatrimonium. Deze Conventie, gemeenzaam de Conventie van Den Haag genoemd, werd aangenomen in 1954 naar aanleiding van de massale vernietiging van het cultuurpatrimonium tijdens de tweede wereldoorlog. Ze beoogt de bescherming van de integriteit van het erfgoed aan de hand van juridische maatregelen, identificatie en preventieve beveiliging.
Er werden twee protocollen toegevoegd aan de Conventie van Den Haag. Naar aanleiding van de Belgische bekrachtiging van het tweede protocol op 13 oktober 2010, nam de directie Monumenten en Landschappen (DML) van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest actief deel aan de vergaderingen van de Interministeriële Commissie voor Humanitair Recht (ICHR), gewijd aan het cultureel erfgoed.
Het Horta Museum kandidaat voor verhoogde bescherming
Op Belgisch niveau vatten de Gemeenschappen en Gewesten een procedure aan voor erkenning en identificatie van belangrijk cultureel erfgoed. De publicatie van het register met geklasseerd erfgoed in Brussel ligt in de lijn van dit proces.
Gezien de verschillende reglementering van de federale overheden, is het bepalen van gemeenschappelijke selectiecriteria een noodzakelijke stap. Bij gebrek aan een eengemaakte lijst van cultureel erfgoed op Belgisch niveau, stelde men als eerste stap een indicatieve lijst samen met al het Belgische erfgoed dat is opgenomen in de Lijst met werelderfgoed van de UNESCO.
Dit jaar komen drie Belgische sites uit deze lijst in aanmerking voor een verhoogde bescherming. In Brussel stelde de DML voor om te werken rond het Musée Horta. Deze dossiers worden in december onderzocht door het Comité.
Het toekennen van een verhoogde bescherming verzekert de onschendbaarheid in geval van gewapend conflict. Het betreffende cultureel erfgoed mag dan niet meer aangevallen of gebruikt worden ter ondersteuning van een militaire actie. Om te genieten van een verhoogde bescherming gelden drie criteria: een engagement van de Staat om het cultureel erfgoed niet in te zetten voor militaire doeleinden, het hoogste belang vertegenwoordigen voor de mensheid en beschermd worden door interne juridische en administratieve maatregelen die de culturele en historische waarde waarborgen, evenals het hoogste beveiligingsniveau genieten.
Belgische diplomatische zendingen
Op internationaal niveau leidde het Belgische voorzitterschap verschillende diplomatieke zendingen in soms moeilijke omstandigheden. Dat was bijvoorbeeld het geval in Mali, waar de Unesco effectief steun verleent aan het werelderfgoed en aan collecties die het slachtoffer zijn van vernietiging. Zo werden specifieke fondsen toegekend met het oog op de repatriëring van kunstwerken uit regionale musea naar de hoofdstad Bamako.
Binnen het kader van hun mandaat binnen het Comité, bekijken de deskundigen van het Belgische patrimonium de mogelijke wisselwerking tussen de Conventie van 1954 en de andere culturele Conventies van de UNESCO, voor het vereenvoudigen van de gemeenschappelijke procedures van voordracht en opvolging. Er werd reeds aanzienlijke vooruitgang geboekt.
Voor het bevorderen van haar activiteiten maande het Comité de deelnemende staten aan tot het leveren van vrijwillige financiële bijdragen. Dankzij een eerste gewestelijke bijdrage, kan steun worden verleend aan de activiteiten van het Permanente Secretariaat van de Conventie en kon een bijdrage worden geleverd aan de Internationale Raad voor Monumenten en Sites voor een studie naar de selectiecriteria voor erfgoed van het hoogste belang voor de mensheid. Eind dit jaar, op 12 en 13 december, zal in Brussel een internationaal colloquium plaatsvinden als afsluiter van het voorzitterschap.